oost-indische inkt
Thomas Howard, de hertog van Norfolk.
Misschien wel één van de mooiste portretten die Holbein aan het hof van Henry VIII maakte.
Ik ontleen eerst gegevens aan Hans Holbein de Jonge 1497/98 – 1543. Portretschilder van de Renaissance, catalogus bij de tentoonstelling “Hans Holbein” in het Mauritshuis, 2003.
Gegevens uit de tekst door Ariane van Suchtelen: “Het portret van Holbein toont Thomas Howard op het hoogtepunt van zijn roem met de belangrijkste attributen van zijn macht en status. In zijn rechterhand de gouden wapenstok behorend bij de positie van ‘Earl Marshall’ (Opperceremoniemeester), in de linker de witte staf van ’Lord High Treasurer’ (Hoogste schatbewaarder).
De hertog van Norfolk was getrouwd met de zus van de moeder van Henry VIII. Tot twee keer toe koos Henry een nichtje van Howard tot bruid: Anne Boleyn in 1533 en Catherine Howard in 1540. Beiden eindigden op het schavot. Thomas Howard huwde zijn dochter Mary uit aan de buitenechtelijke zoon van de koning, Henry Fitzroy, de hertog van Richmond.”
“Het machtsvacuüm dat ontstond na de val van kardinaal Wolsey als machtigste minister van het koninkrijk, werd niet ingenomen door Thomas Howard, maar door de veel slimmere Thomas Cromwell – in Howards ogen een parvenu.” (Cat. Blz. 134)
Uit Hilary Mantels verhaal blijkt Thomas Howard vervuld van een ongebreidelde ijverzucht op Cromwell. Dat de laatste, zoon van een smid uit Putney, dus iemand uit een veel lagere klasse, hem, de hertog, als een komeet aan het hof voorbijging en gunsteling van de koning werd, leverde Norfolk tal van psychische kwetsuren op.
Al eerder schreef ik over het zigzagsgewijze vertellen. In tal van romans kom je dit tegen. In blog Henry, Holbein en de kanselier 8 heb ik citaten uit De spiegel en het licht opgenomen die ik onder één noemer schaar: “zorgen omtrent Mary en toebereidselen voor de verzoening’. Zo is het ook mogelijk een aantal citaten samen te brengen onder – om het eens anders te zeggen - het kopje - “hogere en lagere klasse”. In haar verhaal pendelt Mantel tussen die eenheden heen en weer en soms vallen ze samen, bijvoorbeeld in:
“Omdat de koning zich bewust is van het feit dat zijn dochter belang hecht aan haar status, stuurt hij de hertog van Norfolk naar Hunsdon om haar tot volgzaamheid te bewegen. Norfolk is immers na de jonge Richmond, de hoogste rang in het land.”
Hierna volgt een juweel van een scène waarin Norfolk kermt en jammert over de opdracht van de koning en Cromwell hem een verstandige suggestie geeft. Dan duikt halfbroer Thomas Howard de Mindere op, die onder het pseudoniem “Tom Truth” abominabele gedichtjes schrijft. De andere Thomas vraagt: “Wat brengt jou hier, jongen? Onder de rokken van welke slet kom jij ineens vandaan?”
De lezer zal de hertog van Norfolk gaandeweg als een vunzige grappenmaker leren kennen.
Cromwell denkt er het zijne van: ‘Een geslacht van nietsnutten.’