pen en oost-indische inkt, waterverf
En in dat eroscentrum zat nu de dochter van de farao. Iedere kandidaat moest haar de gewiekste en meest goddeloze daad vertellen die hij bedreven had. “Als iemand,” zei de koning, “jou vertelt wat er met de dief aan de paleismuur gebeurd is, moet je hem meteen beetpakken.”
De dief sneed ondertussen van iemand die zojuist gestorven was, de arm af.
Met dat lichaamsdeel onder zijn kleren kwam hij binnen bij de dochter van Rampsinitos. Hij vertelde zijn meest goddeloze daad: “In de bewaarplaats van de koning heb ik mijn eigen broer het hoofd afgesneden,” en vervolgens zijn meest gehaaide: “Ik heb het lichaam van mijn broer losgesneden van de paleismuur, nadat ik de bewakers dronken had gevoerd.”
Toen de prinses dit hoorde, wilde ze hem beetpakken, maar de dief stak haar de arm van het lijk toe en ging er razendsnel vandoor.
Toen de farao dit ter ore kwam, stond hij verbaasd over ’s mans handigheid. “Ik beloof hem straffeloosheid en een grote beloning als hij in de troonzaal wil verschijnen, want hij is de knapste van alle mensen, ja hij overtreft alle Egyptenaren die al zo vreselijk slim zijn.”