Toen hij ontdekte dat in zijn schatkamer een diefstal had plaatsgevonden, was de farao verbijsterd. De kamer was netjes gesloten en de zegels op de deuren waren ongeschonden. Als hij in de dagen erna de thesaurie bezocht, bleek telkens dat de dieven van geen ophouden wisten. Hij was razend en gaf opdracht levensgrote klemmen en vallen te maken.